Het eerste begrip van het skala der ausbildung is takt. Wat is nu exact takt? Je hoort ook wel eens: ‘dat paard loopt niet taktmatig’ of je krijgt bij je wedstrijdproef te horen ’taktfout’. Hieronder geef ik uitleg over begrip 1 van het skala: takt.
Takt betekent eigenlijk: de zuiverheid van de beweging. Het is daarmee de volgorde waarin het paard zijn voeten neerzet. Het juiste ritme en regelmaat zijn hierbij bepalend. Wanneer deze volgorde, ritme of regelmaat, afwijkt krijg je taktfouten of een paard wat niet taktmatig loopt.
Onderdelen van takt zijn:
- Ritme: Het ritme van de gangen houdt in dat de tijdsduur tussen het optillen en neerzetten van de benen gelijkmatig moet zijn. Iedere pas moet even lang duren.
- Regelmaat: Bij de regelmaat van de gangen wordt er gekeken naar dat elke pas even lang is. Dus in plaats van bij het ritme te kijken naar de tijdsduur, is bij regelmaat de afstand van de passen bepalend.
- Tempo: Tempo is de snelheid waarmee je gaat(zie ook blog: Tempo vs. Activiteit hier). Bij een verhoogd tempo zal het ritme en de regelmaat versnellen, maar niet de takt beïnvloeden.
- Cadans: Bij cadans is er sprake van meer uitdrukking en meer veerkracht in de beweging. Het is eigenlijk het hoger opheffen van de benen en korter worden van de passen, terwijl het ritme en de takt hetzelfde blijven. Je kan hierbij denken aan bijvoorbeeld de piaffe of passage.
De stap, draf en galop hebben allemaal hun eigen takt. De stap heeft een 4-takt, de draf een 2-takt en de galop een 3-takt. Op basis van welke benen dragend zijn kunnen de volgende soorten ondersteuning worden gedefinieerd:
- Unipedale ondersteuning: 1 been aan de grond
- Laterale ondersteuning: 2 benen aan de grond – 2 benen aan de linkerkant of 2 benen aan de rechterkant op de grond.
- Diagonale ondersteuning: 2 benen aan de grond – 1 been voor, 1 been achter in een diagonale lijn op de grond
- Tripedale ondersteuning: 3 benen aan de grond
- Zweefmoment: Alle 4 de benen van de grond
De stap bestaat uit een 4-takt ofwel 4 tempi’s. Elk been wordt afwisselend opgetild en neergezet. De stap heeft een tripedale, laterale en diagonale ondersteuning.
De draf bestaat uit een 2-takt ofwel 2 tempi’s. Het paard heeft 1 voor- en achterbeen aan de grond en wisselt deze in een diagonaal met daartussen een zweefmoment af. De draf heeft een diagonale ondersteuning.
De galop bestaat uit een 3-takt ofwel 3 tempi’s. Alleen de rengalop bestaat uit een 4-takt. De rengalop heeft een 4-takt doordat de voortstuwende kracht meer door beide achterbenen tegelijk wordt gegeven waar de ‘gewone’ galop dit afwisselend doet met de achterbenen. In de galop heeft het paard 1,2 of 3 benen aan de grond. De galop heeft unipedale, diagonale en tripedale ondersteuning met 2 zweefmomenten.
Hierbij heb ik het eerste begip van het skala der ausbildung uitgelegd. Lees over 2 weken mijn volgende blog over de tweede stap van het skala: Ontspanning.